klooster Hein stufkensklooster Frankrijk

Bezinningscentrum La Cordelle is bereikbaar:
Telefoon: 0117 391188
Mariastraat 45
4506AD Cadzand
e-mail: info@lacordelle.nl


Wil je het werk van Hein en Brigitte ondersteunen, overweeg dan eens of je een bijdrage kunt leveren aan:
St.Vrienden van La Cordelle


Belangstelling voor een van onze programma's?
inschrijven cursus La Cordelle


 la cordelle op twitter bezoek de facebookpagina van La Cordelle

Columns van Hein Stufkens 2012

Hilke   17-12-2012

Op 22 december hebben we in de kerk van Sint Jan in Herentals afscheid genomen van Hilke Veris, die op 17 december, 54 jaar jong, is overleden. Hilke was graag gezien onder de gezellen van La Cordelle, en jarenlang voorzitster van de Stichting Vrienden van La Cordelle.
Hieronder de toespraak die Hein bij de afscheidsviering hield.

Hilke was een lichtdrager.
Dat was mij duidelijk vanaf onze eerste ontmoeting, zo’n twintig jaar geleden.
Ons eerste gesprek ging over hoe ze op zoek was naar haar rol als vrouw in een mannenkerk.
Maar ze was niet op zoek naar een kerkelijk ambt. Ze was vooral op zoek naar God, en naar haar manier om de ‘stem uit de diepte’ die ze in zich wist, te laten klinken in de wereld.
Het kerkelijk kader waarin ze was gevormd, bleek gaandeweg te klein voor haar ziel.
Ze zocht naar een grotere ruimte: worstelend, spelend, vertellend, dansend.
Ze vond inspiratie bij mannen en vrouwen uit verleden en heden die de mystieke weg gingen. Zo kreeg ze meer en meer voeling met dat grote Mysterie, welke naam we het ook geven, dat ze niet alleen in mensen, maar ook in de natuur en heel de schepping aanwezig wist.

Eerst spiegelde ze zich aan de christelijke mystiek  - zo leerde ik haar kennen, in De Harp in Izegem. Franciscus, die speelman Gods, sprak haar aan. En dan spiegelde ze zich aan die vrouwelijke mystica: Hildegard von Bingen, aan wie ze zich zo verwant voelde dat ze sprak van Hildegard van Binnen!
Later kwam ze thuis bij Rumi en bij de soefi-mystiek, dankzij haar leraar Marcel Derkse.

Ook in haar werk, de vele jaren in het onderwijs, gaf ze deze aandacht voor de ziel vorm.
Met haar klas kwam ze eens een dagje naar ons in Cadzand: kinderen van alle soorten komaf en religie, mét en zonder hoofddoekjes, kinderen met wie ze met respect al hun religieuze feesten vierde en die ze begrip voor elkaar leerde!
Het was indrukwekkend te zien met hoeveel aandacht en liefde ze die kinderen omringde.
Na afloop van die dag gaf ze ons een tekst uit de islam-traditie, die nog steeds op mijn kamer staat.
Die tekst luidt: ‘Ik was een verborgen schat en verlangde ernaar gekend te worden. Dus schiep ik de werelden opdat ik gekend zou worden.’

In Hilke is die verborgen, die goddelijke schat ‘enig en eeuwig’ aan het licht gekomen.
Ze zei vorige week nog heel bescheiden: ‘Ik heb geloof ik toch wel een spoor getrokken in mijn leven, en de volgende generatie iets meegegeven.’
Het is die eenvoud die haar tot zo’n grote vrouw heeft gemaakt.

Na haar verblijf van een jaar op de Voorde, de school van haar leraar Marcel Derkse, kwam ze uiteindelijk terecht in het pastoraat voor ouderen, en zo was de cirkel rond.
Met haar ruime spirituele horizon, haar respect voor ieders manier van geloven, haar gevoel voor rituelen en haar spontane aandacht en liefde, is zij daar voor velen een gids geweest in hun laatste levensfase.

Hilke was een lichtdrager en ook tijdens haar ziekte bleef ze dat. Ze wilde op háár manier leven, ziek zijn en sterven, zo lang mogelijk bewust aanwezig.
En toen haar lichaam het steeds meer begaf bleef, zoals ze zelf zei, haar geestkracht alleen maar groeien.
Vorige week toen wij afscheid van Hilke gingen nemen, wilde ze nog met ons, gezeten in haar rolstoel, geduwd door haar grote vriend Armand, naar de Mariagrot dicht bij haar huis.
We ontstaken kaarsen en we zongen samen: zowel Marialiederen als een lied uit de soefi-traditie.
En ze wilde sterven op dezelfde dag als Rumi, 17 december, de dag die sinds 1273  wereldwijd door zijn leerlingen wordt gevierd als ‘de huwelijksnacht’: de nacht waarin de sluiers worden weggenomen en waarin een mens wordt verenigd met de goddelijke geliefde, de nacht waarin het ego opgaat in de Eeuwige, als een mot in de vlam….

Lieve Hilke, we hebben ’t vorige week nog zelf tegen je kunnen zeggen, en ik zeg ’t vandaag graag opnieuw: je bent voorgoed in ons hart, en in het hart van alle gezellen van La Cordelle die jou hebben mogen kennen en voor wie je zoveel hebt betekend.
Want de dood eindigt wel een leven, maar niet een relatie…

Hein Stufkens, 24 december 2012


Anna      5-11-2012

Op maandag 5 november reden Brigitte en ik naar Bornem. Van haar dochters Katrijn en Leen hadden we gehoord dat Anna, die daar in het ziekenhuis lag, aan het laatste stuk van haar aardse reis was begonnen.
Onderweg kwamen wij twee boodschappers tegen.

De eerste was een ooievaar, net over de grens toen we België binnenreden.
En de ooievaar is zoals u weet een vogel die geboorte aankondigt.

Een stukje verder zagen we langs de weg een bord bij een garage, waar met grote letters op stond: ‘De winter komt eraan.’
En De Winter, dat was natuurlijk de familienaam van Lode, de man met wie Anna zowel vóór als na zijn heengaan zo intens in liefde verbonden was.
Dat was de tweede boodschap.

Er was toen voor ons weinig fantasie voor nodig om te beseffen dat Anna’s einde hier in dit leven nabij was, en dat ze spoedig geboren zou worden in een andere wereld, die onbekende, waar wij enkel een vermoeden van kunnen hebben.
En wie zou eraan getwijfeld hebben dat het Lode zelf was die haar kwam halen?

Tot zover de poëzie.
Een hardere, feitelijke boodschap kregen we die dag van de cardiologe in het ziekenhuis die Anna kwam bezoeken. Ze zei ons dat Anna’s hart het ofwel die dag, of anders binnen enkele dagen definitief zou begeven.
Maar eigenlijk is ook het feit dat het juist haar hárt was dat tot haar dood zou leiden van grote symbolische betekenis.
Want Anna’s hart was niet enkel een bloedpomp. Nee, het was vooral een liefdespomp. En wat heeft dat grote hart een leven lang een werk verzet!
Als ik aan u allen die Anna gekend hebben zou vragen of er één woord is dat onmiddellijk bij u boven komt als u aan Anna denkt, dan zou dat denk ik bij velen van u het woord ‘liefde’ zijn.

Zelfs op het laatste moment wilde zij die kringloop van de liefde kracht bijzetten.
Ze vroeg die laatste middag of haar dierbaren, die daar verzameld waren, rond haar bed wilden komen staan:
haar dochters Katrijn en Leen, haar nichten Anna en Els, en Brigitte en ik.
Ze strekte haar handen naar ons uit. Ja, die doorleefde handen die zoveel goed gebben gedaan en die terecht nog eens op de aankondiging van haar heengaan staan afgebeeld.
En ze nodigde ons uit om haar en elkaar bij de hand te nemen, zodat er een warme kring van verbondenheid ontstond.
Ik dacht nog even dat ze op dat moment een toespraak zou gaan houden met haar laatste boodschap aan ons.
Maar ze sloot haar ogen en zweeg. En zo stonden we daar, in een betekenisvolle stilte, innig verbonden, met haar en met elkaar.
Na een tijdje deed ze haar ogen open en fluisterde – want luid spreken kon ze niet meer - :
‘Zo is het goed.’
Haar boodschap was duidelijk. Haar boodschap was en is: liefde.

In die liefde was ze zelf, niet zonder pijn en moeite, in de loop van haar leven tot grote innerlijke hoogte of diepte gegroeid.
Niet zonder pijn en moeite…
De meeste pijn liep ze op door het onrecht dat mensen werd gedaan. Niet alleen haarzelf, maar ook - na de oorlog - haar ouders, en haar kinderen en zovele anderen die ze gekwetst zag worden door onverschilligheid en onrecht.
De hardheid van de wereld was voor haar soms niet te verdragen. Maar ook de heilige woede en verontwaardiging die ze daarover voelde kwamen voort uit diezelfde diepe liefde.

Hoe Anna naar die grote liefde toe groeide hebben velen van u, familie en vrienden die Anna al langer kenden dan wij, natuurlijk zelf kunnen waarnemen.
Wij hebben het kunnen ervaren sinds we haar, ergens in de jaren ’80,  voor het eerst ontmoetten in De Harp in Izegem, waar ze zich met hart en ziel – samen met Lode – inzette voor de mensen die daar kwamen.
En later natuurlijk in haar jarenlange liefdevolle steun en warme aanwezigheid in ons bezinningscentrum La Cordelle in Cadzand.

Als een surplus na alles wat ze al verworven had, zijn er juist ook de laatste jaren nog grote dingen in haar gebeurd, waar ze nauwelijks over sprak.

Dat wil ik graag illustreren met een paar fragmenten uit brieven die ze schreef.
Het eerste fragment is uit een brief van 1 januari 2006, bedoeld als een soort Nieuwjaarsbrief.
Daarin schrijft ze:
‘Rust en stilte zijn aan de orde.
Het is of ik een geboortetijd zit en als een moeder aandacht moet geven aan het kind dat geboren wil worden.
Dat kind in mij is het Mysterie.
Het is voortdurend in beweging. Maar ik slaap.
Maar af en toe word ik wakker en dan gebeurt het grote wonder. Dan is er grote geestelijke overvloed, er is alleen ‘Het’ en ‘ik’.
De wereld zou me gek verklaren moest ik dit naar buiten brengen, maar dit gebeuren is de oorsprong van mijn groei in liefde.
Het is of er aan mijn deur iets of iemand te wachten staat. Ik ga het nieuwe jaar in in blijde verwachting…’

Het tweede fragment is uit een brief van drie en een half jaar later, eind augustus 2009, nadat we haar 85e verjaardag hadden gevierd. Ze schreef toen:
‘Ik heb het gevoel dat ik de volheid van liefde bereikt heb.
Ik ben één met ‘de Ene’ – diep wetend dat vólle liefde niet bereikt wordt, en toch…
Ik geniet ervan, en ook als ik niet geniet dan weet ik…word ik…ben ik.
Mijn dagen afstemmen op liefde vraagt aandacht, wakker blijven, elk moment.
Het is alsof ik muziek maak die hart en ziel streelt, weg dwaal in harmonische klanken, de wereld verlatend en uitmondend in de ‘Ene’.
Wat kan het leven toch betekenisvol zijn voor mezelf en voor de ander!
De cirkel van liefde zal pas rond zijn als begin en einde elkaar terug raken in de moederschoot.
Zo kan er weer nieuwe liefdesenergie in de wereld gezonden worden.
Liefde is de hoogste frequentie die men kan uitzenden.’

En dat heeft Anna gedaan, tot op het laatste moment.
Zo laat ze een stroom van liefde doorgaan in deze wereld, in haar kinderen en kleinkinderen, in  familie en vrienden, in de vele, vele mensen die haar zo graag zagen.
Het is, nu Anna er niet meer is, aan ieder van ons om die stroom niet te blokkeren maar de ruimte te geven – in ons eigen hart, in onze omgang met anderen, in alle ontmoetingen, in heel ons doen en laten.

Misschien tot slot nog dit.
Op 2 november, drie dagen voor haar overlijden, bezocht ik Anna ook in het ziekenhuis.
Het was een lichte schok voor haar toen ik haar zei dat het Allerzielen was Terwijl ze mij toch zelf altijd gewezen had op het feit dat Allerheiligen en Allerzielen echte hoogdagen waren…. Ze leefde al zo buiten de tijd dat de kalender geen betekenis meer voor haar had.

Wat mij betreft mag Anna nu zelf op de kalender van alle heiligen.
Niet omdat ze geen fouten had, geen kleine en weerbarstige kanten. Dat wist ze ook zelf maar al te goed. Maar heilig betekent ‘heel’.
En Anna is in haar leven uitgegroeid tot een ‘heel’ mens én tot een mens die helend was voor anderen.
Zo’n heel mens is een voorbeeld voor allen die haar hebben gekend en die na haar komen.
Ze is van oneindige waarde.
Hoe wordt dat beter uitgedrukt dan in het getal van de jaren waarin ze haar leven voltooide, het getal 88: een dubbele lemniscaat? Want de lemniscaat is het symbool voor datgene wat geen einde kent.
Lieve dappere Anna, dank je wel dat we je mochten kennen, dank je wel voor de eenvoud en de liefde die je ons voorleefde en die je tot een grote, onvergetelijke vrouw hebben gemaakt.

Hein Stufkens, november 2012


Het einde van de religieuze reservaten

In juli verscheen ons boek ‘Verlicht en Verlost’. Hierin onderzoeken Annemiek Schrijver en ik hoe christendom en boeddhisme elkaar kunnen verrijken en wat we daar in ons dagelijks leven aan hebben. Intussen laait de discussie daarover alweer op (zie bij voorbeeld de sites van Nieuwwij en Kerknieuws, waarop onderstaande column ook werd gepubliceerd). Natuurlijk zijn er wijze mensen, ook in kerkelijke kring, die begrijpen waar het om gaat. Eén van hen is de benedictijner monnik Benoît Standaert, die op de flaptekst schreef: (dit boek is) ‘een zoeken dat cirkelt rond de ene Bron en het stille wellen ervan laat horen, bezorgd om de hele mens.’
Maar veel rechtgelovigen willen zich nogal eens boos maken over geloofsgenoten die de leer niet als de enige ware beschouwen. Je hoort ze regelmatig brommen over het gebrek aan religieuze oogkleppen bij minder eenkennige geloofsgenoten, die luisterend willen leren van andere religieuze tradities dan de christelijke. Laatst sprak ik nog zo’n man, gepokt en gemazeld in het Veluws christendom, die mij zei – naar aanleiding van dat nieuwe boek - dat hij niet begreep waarom een christen het boeddhisme nodig had.  
Nog meer krijgen religieuze wereldburgers ervan langs als ze datgene wat ze elders leren ook integreren in hun geloofsopvattingen, gebeden en rituelen. In het Katholiek Nieuwsblad las ik eens dat daarmee ‘de grens tussen de post-moderne heidenen en praktiserende katholieken uiterst vaag is geworden’…
De rechtgelovigen staan in een oude traditie: verketter iedereen die niet enkel datgene gelooft wat de kerk leert. Zo rangeren ze zichzelf thans opnieuw op een zijspoor van de geschiedenis. Immers, de ontmoeting-in-dialoog tussen de godsdiensten is wereldwijd gaande. En die ontmoeting is niet alleen gaande, ze is ook dringende noodzaak.
Ik kijk in de spiegel en vraag: ‘Staat daar nu een post-moderne heiden?’ En ik hoor: ‘In ieder geval staat daar geen ‘praktiserende katholiek’. Op hetzelfde moment realiseer ik me dat elke praktiserende katholiek zonder dat te weten óók een post-moderne heiden is. Het oude, iets intellectuelere, christelijke scheldwoord voor post-moderne heiden is: syncretist. Wie, zoals bij voorbeeld de inmiddels overleden bekende theoloog R.Pannikar, zichzelf  hindoe én christen noemt, die is naar de norm van de kerkelijke leer een syncretist.

Maar de hele geschiedenis van de kerk is een verhaal van syncretisme. Syncretisme is het samengaan van verschillende religieuze of filosofische systemen. Wat wij christendom noemen is een mengeling van Griekse filosofie (de voor-christelijke filosofen Plato en Aristoteles legden onbedoeld de basis voor de christelijke theologie), Joods Messiaans denken, Romeinse juristerij en organisatiekunde, oude rituelen van godsdiensten uit het Midden-Oosten (de cultus van Isis, Orfeus, Mithras) en Germaanse en Keltische feesten en gebruiken (het Midwinterfeest bij voorbeeld, dat kerstfeest werd).  Elke christen is dus een post-moderne heiden, omdat het hele christendom een product is van een historisch proces van integratie van tal van culturen en ideeën.
Er is een bekende grap over iemand die in de hemel wordt rondgeleid en daar op een gegeven moment een groot ommuurd gebied aantreft. Zijn gids fluistert: ‘Binnen die muren zitten de katholieken. Die hebben we een reservaat gegeven, omdat ze willen blijven denken dat ze hier de enigen zijn! En ietsje verderop heb je nog tientallen compounds voor andere christelijke kerken  en sektes.’ Leuke grap. Jammer dat de tijden waarin wij leven niet zo grappig zijn. Meer dan ooit wordt van ons gevraagd dat we achter de muren van ons gelijk vandaan komen en in dialoog treden met mensen uit andere culturen en religies, maar ook met de velen binnen onze eigen cultuur (en kerken!) die zich op een of andere manier aangesproken voelen door andere godsdiensten of door wat zich aandient als ‘nieuwe spiritualiteit’.  Wanneer laten we dat denken in tegenstellingen nu eindelijk eens achter ons?
‘Daarom, mijnheer, noem ik mij katholiek,’ dichtte Anton van Duinkerken ooit, in verzet tegen de onverdraagzame nazi-ideologie. Als ik vandaag moet kiezen tussen het reservaat van de enige ware leer of de vrije ruimte van het post-moderne heidendom, dan het laatste graag. Laten we van een scheldwoord maar een geuzennaam maken. ‘Daarom mijnheer, noem ik me een post-moderne heiden.’ Omdat de mensheid en de wereld op dit moment in de geschiedenis niet gebaat zijn met ideologische reservaten. Wie de waarheid monopoliseert is meer dan ooit een gevaar voor de vrede.

Hein Stufkens, augustus 2012


Voor Ben, een mens die opstond  8-11-1949 – 26-2-2012

Ben is dood. Ben Scherbeijn.
Hij overleed op 26 februari, de eerste zondag van de lijdenstijd.
Beetje raar in zijn hoofd, neusspray van de dokter die dacht dat ’t een kou was.
Tot de gordijnen maar dicht bleven, en een vriendin alarm sloeg.
Niemand weet wat hij die laatste uren heeft meegemaakt, terwijl al zijn vrienden en vriendinnen sliepen.
Misschien kon hij ze ook niet bereiken. Tenslotte was hij al zo’n veertig jaar aan een rolstoel gekluisterd. Vanaf de dag dat hij in dienst van het vaderland in volle militaire bepakking tijdens een oefening uit een boom viel. Met een bijltje in zijn rugzak.
Hij heeft me wel eens verteld hoe wanhopig hij de eerste tijd daarna kon zijn. Toen het echt tot hem doordrong dat hij door een dwarslaesie nooit meer zou kunnen lopen.
Maar Ben ging niet bij de pakken neerzitten. Hij ging sporten in zijn rolstoel, hij ging werken in een gewone baan, hij zette zich in voor gehandicapten, ging in de politiek. Hij verdiepte zich in astrologie en gaf anderen daarmee raad, hij ging schilderen en ontwikkelde zich tot een in de streek zeer gezien beeldend kunstenaar. Hij was gefascineerd door de wereld van de dromen, maar ook zo geïnteresseerd in filosofie en mystiek.
En hij bleef, hoewel vrienden en vriendinnen hem op handen droegen, smartelijk uitzien naar die ene, die onbereikbare, die droomvrouw.
Vanaf het eerste jaar dat wij ons in Cadzand vestigden kwam hij kijken en meedoen. Eindelijk, zo dichtbij Oostburg waar hij woonde, een plek waar hij geestverwanten vond.
Speciaal voor hem lieten we een rolstoelopgang timmeren bij de achterdeur van de zaal.
Hij kwam bij lezingen, op cursusdagen, en tenslotte volgde hij zelfs de driejarige hartacademie.
Ik vond ’t altijd fijn als hij voor een gesprek kwam. Kostbare uren waren dat, waarin ik de pijn en de liefde in zijn grote hart mocht zien. Ook zijn medecursisten droegen hem een warm hart toe. Hoe kon ’t ook anders, zo’n mooie, dappere, lieve man!
In de tuin van La Cordelle, bij de Boeddha, ligt een steen die ik van hem kreeg. Daar stond een tekst op van Dag Hammarskjöld:

‘U, die ik niet ken
maar aan wie ik toebehoor.
U, die ik niet begrijp
maar die mij heeft toegewijd
aan mijn eigen lot.’

Het was er één uit een serie stenen, allemaal met door Ben uitgezochte en uitgedeelde teksten van die Zweedse politicus, die in het geheim een mysticus was. In hem moet Ben veel hebben herkend: de levensmoed en het engagement, maar ook de eenzaamheid en de wanhoop soms.
En wat Ben vooral met Dag Hammarskjöld deelde was diens onvoorwaardelijk ‘ja’.
Hij wist, met hem: ‘ja’ zeggen tegen het leven is ook ‘ja’ zeggen tegen jezelf, en tegen ‘Iemand’ die ‘de spoel in je handen legde en de draden had geordend.’

Gisteren liep ik door Oostburg, en ik dacht even dat ik je zag zitten in de lentezon, Ben.
Daar waar je altijd zat, meestal met een vriendin, op het terras naast de tabakswinkel. Maar je was er niet. En je zal er nooit meer zijn.
Maar dood ben je natuurlijk niet. Je familie heeft in alle stilte afscheid van je genomen. Maar vanavond gaan wij je gedenken, je vrienden en vriendinnen, wandelend met lichtjes naar die stille plek aan het water waar jij zo graag kwam. En elkaar eraan herinneren dat je leeft in ons en wie weet hoe nog meer. Dat heel je leven niet alleen een lijdens- maar ook een paasverhaal was. Het onvergetelijk en inspirerend verhaal van een mens die opstond.

Hein Stufkens, 25 maart 2012

 

>