Columns van Hein Stufkens 2010
met z'n allen
Met z’n allen weer het nieuwe jaar in? Niet helemaal waar natuurlijk. Velen hebben dierbaren verloren in het voorbije jaar. En al lijkt ze al maanden onsterfelijk, zoals het er nu naar uitziet gaat ook mijn moedertje van 95 niet meer mee naar 2011. Nou ja, ze is hier ook al sinds 1915...
We hebben het niet in de hand wie er wel en niet met ons mee verder trekken door de tijd. En we weten ook niet hoe lang we hier zelf nog zullen rondlopen. Dat zijn echt van die gedachten die rond de jaarwisseling extra sterk in een mens opkomen.
Net zoals de gedachte aan ‘goede voornemens’. Van die voornemens komt meestal niet veel terecht, leert de ervaring. En ik denk dat ik weet hoe dat komt. Dat komt doordat we niet uit één stuk zijn. De gezondheidsfreak of de angsthaas in ons (beide motivaties helpen) kan zich voornemen te stoppen met roken of met te veel eten of drinken, maar de verslaafde in ons heeft daar geen boodschap aan. De eenvoudige in ons kan zich voornemen volgend jaar minder uit te geven aan luxe artikelen of kleding, maar de ijdeltuit in ons of de minderwaardige, die op zijn of haar manier ook gezien wil worden en mee wil tellen, die heeft intussen stiekem het budget voor deze uitgaven al verhoogd.
Dat hele innerlijke volkje met elk zijn eigen belangen en verlangens, vreugde en pijn, wijsheid en waanzin, dat gaat in ieder geval wél mee het nieuwe jaar in. Of je wilt of niet. En ik geloof dat de beste manier om daarmee om te gaan is dat je ze allemaal van harte welkom heet en probeert te leren kennen.
Alleen al daarom heb ik dit jaar in La Cordelle weer die mooie oude kerststal uit mijn jeugd gezet. Want wat helpt is aan het eind van het oude jaar je af en toe eens een uurtje te spiegelen aan de kerststal.
Je komt je hele innerlijke volkje tegen. Dat heeft de toneelspeler in Franciscus van Assisi goed gezien, toen hij in de dertiende eeuw als eerste een kerststal – een levende nog wel – regisseerde. Het goddelijke is in de stof, in de mens aanwezig. Heel het tableau van de kerststal verwijst naar je innerlijk theater, naar het mysterie dat je zelf bent
Allereerst is daar natuurlijk in het centrum het Christuskind: symbool voor het Zelf, de nieuwe mens die in ons geboren mag worden. Wat baat het de mens, zoals de mystici zeggen, dat het goddelijk kind zoveel eeuwen geleden in Bethlehem werd geboren als het niet vandaag geboren wordt in je eigen hart?
Dan zijn er de vader en de moeder – de innerlijke vader en moeder natuurlijk, beide in hun spirituele aspect: zij als de goddelijke moedermaagd en hij als de verzorger en spirituele gids voor het kind.
Dit centrale tafereel wordt omkaderd door figuren die het kind begroeten, omringen, eren.
Uit de ‘hogere regionen’ zijn daar de engelen, symbool voor die zielenkrachten die het goddelijke Zelf dienen, ons helpen en leiden om mens te worden zoals we bedoeld zijn.
Uit de ‘lagere regionen’ zijn er de schepsels die verwijzen naar onze dierlijke natuur: schapen, een os en een ezel. De laatste twee heten in het Hebreeuws schorrie-morrie. Ja dat hoort er ook bij! De os zou volgens een oude traditie symbool staan voor de joden en de ezel voor de heidenen. Ik heb ze allebei in me: de gelovige en de ongelovige. En al die andere beesten ook… Ik heet ze welkom, want zonder de stof, zonder onze lichamelijkheid, zonder onze instinctieve kanten, zou het goddelijke nooit in ons geboren kunnen worden.
Maar de dieren worden wél gehoed: door de herder in ons, die in al zijn eenvoud enkel de bestemming van onze ziel wil dienen en eren. Zelfs de kameel van de wijzen heeft in de klassieke kerststal een hoeder.
En die wijzen zelf, die verwijzen naar degene in ons die ten diepste weet heeft van het mysterie, die de symbolen en tekens verstaat, zoals het teken van de Ster van Bethlehem: symbool voor de innerlijke Zon, voor het Zelf.
Zelfs hun geschenken hebben een symbolische betekenis.
Als goede alchemisten hebben ze goud, wierook en mirre bij zich. Het goud vertegenwoordigt in de alchemie het zout, geassocieerd met wijsheid (aarde). De wierook vertegenwoordigt zwavel (vuur en rook/lucht). De mirre vertegenwoordigt het kwik (en water). Uit die elementen zijn wij zelf gebouwd. Ze kunnen, op de juiste wijze gemengd en uitgekristalliseerd, innerlijk goud voortbrengen: ons ‘goddelijke’ wezen.
De drie magiërs stellen hun wonderlijke kennis van de geheimen van de schepping in dienst van de Heer der schepping. De Heer, die door zovelen niet wordt herkend en wiens geboorte plaatsvindt in een duistere grot, in de diepte van onze eigen ziel.
Ze vertegenwoordigen bovendien heel de toenmaals bekende wereld: Kaspar, de zwarte, staat voor Afrika, Balthasar voor Azië en Melchior voor Europa. En hun leeftijden omvatten een heel mensenleven: Kaspar is de jongeling, Balthasar is van middelbare leeftijd en Melchior is de oudere.
Maar pas op. Er ontbreekt nog iemand in die kerststal: een zware jongen uit ons eigen innerlijk schaduwgebied. Op 28 december komt hij genadeloos te voorschijn als koning Herodes. Op die dag herdenkt de traditie ‘de Onnozele Kinderen’: de kinderen die in opdracht van Herodes werden vermoord. Ik zie die Herodes als mijn ego, dat niet door dat goddelijke kind onttroond wenst te worden en liever zelf de baas blijft dan te zeggen: ‘Uw wil geschiede’. Daar krijg ik in het nieuwe jaar vast weer veel mee te stellen.
Zo gaan we dus toch, of we ons dat nu bewust zijn of niet, met z’n allen het nieuwe jaar in. En misschien gaat mijn moedertje dan wel mee als engel. Want ook de overledenen blijven deel uitmaken van ons innerlijk theater…
Hein Stufkens, december 2010
de os en zijn hoeder
De innerlijke weg is in de grote tradities dikwijls beschreven in de vorm van een zoektocht of een reis. Johannes van het Kruis gebruikt bij voorbeeld het beeld van de bestijging van een berg, Theresia van Avila spreekt over het dwalen door de ruimtes van een groot kasteel, de soefi’s beschrijven een reis door zeven valleien.
In het oude India, waar de koe een heilig dier is, en later in China en Japan, beschreven boeddhisten de spirituele weg als de zoektocht naar een os. Vooral in het zenboeddhisme is dat beeld erg populair geworden. Overigens bestaat er ook een Tibetaanse variant, waarin de os is vervangen door een olifant.
De bedoeling van zulke beschrijvingen is om de leerling een soort gids te bieden, een kaart van de reis die hem of haar te wachten staat, met alle hindernissen en uitdagingen die zich onderweg zullen voordoen.
Al vóór de twaalfde eeuw bestond er een serie van acht plaatjes van de os.
De Chinese zenmeester Kakuan heeft er in de twaalfde eeuw nog twee aan toegevoegd.
Hij zag in dat ‘leegte’ niet het einddoel van de geestelijke weg is.
Na de ‘verlichting’ dient men terug te keren tot deze concrete werkelijkheid waarin wij leven, en zich te wijden aan de bevrijding van alle levende wezens. De plaatjes 9 (terug naar de concrete werkelijkheid) en 10 (dienend in de wereld aanwezig zijn) vormen het noodzakelijk sluitstuk van de reis.
De reis begint met het besef dat we het contact met wie we in wezen zijn (onze ‘boeddhanatuur’, ons ‘oorspronkelijk gelaat’, ons ‘Zelf’) zijn kwijtgeraakt. We gaan op zoek om dat terug te vinden.
Als we het tenslotte, na een tocht langs veel wegen en dwaalwegen, in het vizier krijgen, moeten we er door oefening en discipline (het temmen van de os!) zo vertrouwd mee raken dat het ons ‘naar huis’ terug kan dragen.
Eenmaal ‘thuis’ beseffen we dat alle dualiteit een illusie is, dat alles één is, dat de os en de hoeder slechts beelden zijn voor het onzegbare en onbegrijpelijke. Er is geen verliezen, zoeken of vinden meer. Er is alleen nog maar de bevrijde mens, die, met ‘lege handen’ ter beschikking is voor de wereld en de medeschepselen.
Er bestaan overgeleverde tekstjes bij de plaatjes van de os. Ik schreef, met respect voor de oorspronkelijke teksten, een eigentijds poëtisch commentaar, op verzoek van het tijdschrift ‘Vier’. De teksten werden in het zomernummer 2010 van dat tijdschrift gepubliceerd, samen met tekeningen van Martina Schäfler.
La Cordelle heeft ze nu op A2 posterformaat beschikbaar.
Voor iedereen die af en toe een blik wil werpen op deze reisgids voor de innerlijke reis…
(zie ook bij ‘Boeken’)
Hein, Cadzand, 16 november 2010
herfst
De vijgen zijn geoogst. De rijpe goudrenetten doen de takken van het appelboompje in de tuin van La Cordelle doorbuigen. De walnoten beginnen te vallen in het gras. En de zonnebloemen worden vanwege hun overvloedige zaadjes al druk bevlogen door koolmeesjes.
Kortom, het wordt herfst.
Ik ben een oktoberkind, en misschien dat de herfst daarom wel een van mijn favoriete seizoenen is. Liselore Gerritsen, zelf ook een oktoberkind, schreef ooit een prachtig liedje waarvan het eerste couplet als volgt luidt:
Oktobermaand geboortemaand
je vruchten zijn geoogst
de zoete wijn is in het vat
het hout gekloofd
dat is waarom een oktoberkind van kinds af aan
voldaan is
omdat voor haar gevoel het werk gedaan is.
Nu heb ik overigens geenszins het gevoel dat het werk gedaan is.
We zijn net terug van onze jaarlijkse cursus op Terschelling, en thuisgekomen vinden we de agenda voor dit najaar vol cursussen, lezingen, afspraken. Maar de herfst inspireert me wel om anders tegen die agenda aan te kijken.
In de herfst hoeft er niet fanatiek gezaaid en gemaaid te worden.
We mogen juist in dit seizoen de natuur gewoon haar gang laten gaan.
Zoals Fritz Perls al zei: je kunt het gras niet uit de grond trekken. Of: don’t push the river, it flows by itself.
Misschien hoeven we alleen maar te oogsten wat in stilte gerijpt is, in onszelf en in de mensen die we zullen ontmoeten. Misschien hoeven we alleen maar de stroom te volgen en te vertrouwen dat die, hoe dan ook, in ieder van ons wel zijn weg naar de zee vindt.
En misschien mogen we ook vertrouwen, zoals een cursist op Terschelling zei, dat de zee geen enkele rivier weigert.
Het meest verheug ik me dan ook op de dagen eind oktober die ik weer, samen met anderen, mag doorbrengen in stilte. Een aantal uren per dag mediteren, elke ochtend in stilte wandelen langs de zee, in stilte samen eten. Tijd maken voor onszelf…
En in die stilte het overtollige blad van ons af laten vallen, de drukte van alle dag, de dingen waar we aan vast zitten en die ons belemmeren om straks weer opnieuw te kunnen uitlopen en bloeien. Samen terugkeren naar de kern van onszelf, naar waar het in ons leven écht om gaat.
Als je daar ook zo’n zin in hebt: er is nog plaats voor je, maar wacht niet te lang met je aan te melden.
En als je drie dagen te lang vindt: op 19 oktober gaan we een dagje met iedereen die daar zin in heeft in de tuin aan het werk. Ook bij die prachtige gelegenheid om de herfst te proeven ben je van harte welkom.
Hein, Cadzand, 21 september 2010
p.s. In mijn vorige column schreef ik dat dat prachtige gedichtje van Willem Hussem overal zou moeten hangen, op een grote poster. Iemand reageerde op die column met de mededeling dat zo’n poster bestaat, te verkrijgen bij Plint (eenvoudig te vinden via de site). Ik heb er meteen een paar besteld…
waarom die haast
Het is begin augustus als ik dit schrijf.
Een stralende dag, zoals we die hier dankzij het mikro-klimaatje rond het Zwin zo veel mogen meemaken.
Lekker zonnetje, beetje wind, niet te warm.
En La Cordelle gonst van de bedrijvigheid, want het is klussenweek.
Buiten voor mijn kamerdeur hoor ik ze overleggen hoe ze de palen van de oude afscheiding uit de grond zullen halen, die overbodig zijn geworden nu de buren een professioneel hek hebben geplaatst achter onze tuin.
Er wordt overal gesnoeid en gewied, geschilderd, gepoetst.
De picknicktafel van het terras ligt met zijn pootjes omhoog in het gras en wacht op een nieuw likje lak. Mensen lopen in en uit de schuur waar Brigitte een klussenbuffet heeft ingericht, zodat iedereen het gereedschap kan vinden dat ie zoekt.
En toch is er temidden van al die activiteit een weldadige rust.
Niemand heeft haast. Er is veel aandacht: voor de klus, voor elkaar.
Misschien komt dat omdat we de dag volgens de dagorde begonnen met een half uurtje stille meditatie, gevolgd door de dans ‘Make me an instrument of your peace’.
Misschien komt het ook door het tekstje dat ter inspiratie onder die dagorde is opgenomen.
Het is een heel kort gedichtje van Willem Hussem, en het luidt zo:
‘waarom die haast
weet jij wanneer je werk af is’
Ik laat dat tekstje de komende tijd maar op mijn werkkamer hangen.
Het zou eigenlijk als een grote poster moeten hangen op alle treinstations, langs alle snelwegen en in de inkomsthal van alle bedrijven en kantoren. En misschien ook in alle huiskamers.
Zodat we ons dagelijks onze sterfelijkheid herinneren.
Zodat we ons permanent realiseren dat niet belangrijk is wát we doen, hoeveel we doen, hoe snel we iets doen, maar dat belangrijk is met hoeveel aandacht en toewijding we doen wat we doen.
Dan kan de economie van de liefde bloeien.
En daar wordt iedereen rijker van.
Hein, Cadzand, 3 augustus 2010