Hein, Cadzand, 23 oktober 2017
Het was een hartverwarmend samenzijn op vrijdag de dertiende oktober, daar in de abdijkerk van Heeswijk. En daarna in de prachtige boekwinkel van de abdij. Veel mensen uit alle windstreken en uit alle periodes uit mijn leven…allemaal gekomen om mijn zeventigste verjaardag mee te vieren en de presentatie van mijn nieuwe gedichtenbundel Geef het licht eens door. De stichting Vrienden van La Cordelle liet speciaal kaarsen maken met die tekst, waarvan de opbrengst voor het steunfonds voor cursisten is. En niet alleen de bundels maar ook die kaarsen vonden en vinden inmiddels hun weg naar tal van huizen in Nederland en België. Het interview door Annemiek Schrijver gaf me de gelegenheid om iets te vertellen over mijn verleden als jongetje van elf, twaalf jaar, op het internaat van de Norbertijnen. Over al die uren die ik in wolken van wierook destijds in diezelfde kerk doorbracht, over knagend heimwee en de troost van de poëzie. Het bezielde optreden van Lenny Kuhr met haar topgitaristen raakte het hart van velen. En de uitgever had niet alleen gezorgd voor een prachtig verzorgde gedichtenbundel maar ook voor heerlijke hapjes en drankjes.
Maar nu het stof van het feest is neergedaald zie ik levensgroot de vraag opdoemen: hoe nu verder met die 7? Nooit eerder, niet bij 50, ook niet bij 60, overviel mij zo sterk het besef van de eindigheid van het leven. Natuurlijk is de onverbiddellijke wet van de vergankelijkheid van alles me al vele jaren vertrouwd, zowel uit de spirituele literatuur van Oost en West als uit de feiten die met het stijgen der jaren op je pad komen: het verlies van dierbaren, zovelen die zo dichtbij waren en nog veel meer reisgenoten van wat verder weg. En natuurlijk weet ik van de mystici dat je moet sterven voordat je doodgaat of zelfs dat geboorte en dood illusies zijn. No death, no fear, zegt Thich Nhat Hanh. Maar toch…
Een oude monnik zei ooit tegen mij: op mijn leeftijd moet een mens vooruit durven kijken. Dat is de uitdaging waar ik me nu ook voor gesteld zie. De laatste fase van dit leven is ingegaan. Tussen nu en de tachtig, laat staan de negentig, zal ik onvermijdelijk aan kracht inboeten en geconfronteerd worden met toenemende lichamelijke ongemakken. Als ik tenminste zoveel jaren nog krijg…
Het lijkt mij de kunst om dat alles te beseffen, en er tegelijk niet door ontmoedigd te worden. Om waardig en zinvol tot voltooiing te komen moet men, denk ik, in de laatste levensfase meer dan ooit de kunst beoefenen van de dankbaarheid voor elke dag, elk uur, dat ons geschonken wordt. En in dat uur ten volle leven, in liefde en met aandacht voor binnen- en buitenwereld. De toekomst is er niet. Het verleden evenmin. Er is alleen dit moment waarin ik me gedragen mag weten door en geborgen in een Mysterie dat ons korte leven verre overstijgt. Voor mij heeft dat vanouds de naam God. Maar in wezen is het naamloos, beeldloos ook. Het Zijn zelf. De komende jaren mag ik hopelijk groeien in Godsvertrouwen en me overgeven aan wat dan ook dat op mijn weg zal komen.
Laten we elkaar op onze weg blijven omringen met de warmte en aandacht die zo zinderend aanwezig waren toen we elkaar ontmoetten op die pleisterplaats in Heeswijk, vrijdag de dertiende oktober. Laten we het licht blijven doorgeven, ook als de avond valt.